De Duitse militairen kregen van hogerhand de opdracht om de toren van de Rooms-Katholieke Sint-Gummaruskerk op te blazen. Een Duitse officier was de kerk gunstig gezind en vertelde de toenmalige pastoor dat hij de gelegenheid kreeg om de belangrijke inventaris uit de kerk te halen. Dat is ook gebeurd. De toren van de kerk werd ondermijnd door de Duitse militairen met 1500 kilo springstof. Door een list, van enkele leden van het verzet uit Steenbergen, konden zij de bedrading van de aangebrachte springladingen onklaar maken. Later lukte het de Duitsers toch om dynamiet ladingen tot ontsteking te brengen. Daarna werd door de Duitsers besloten om vanuit het Zuiden, vermoedelijk vanuit de richting Molenweg, de toren te beschieten met artillerie waardoor de toren en kerk zwaar werden beschadigd. De watertoren aan de Nassaulaan werd eveneens opgeblazen. De Duitsers wilden hiermee voorkomen dat de oprukkende geallieerden de torens als uitkijkpost zouden gaan gebruiken.