Pieter Quist is geboren te Denekamp op 18 juni 1894. Door het werk van zijn vader, bouwkundige, verhuisde het gezin dikwijls. Pieter vertrok in 1918 naar Drunen.
Een jaar later verhuisde hij naar Steenbergen. Hij werkt als inspecteur bij een verzekeringsmaatschappij en is aangesloten bij de burgerwacht. Op een bepaald moment woonde hij met zijn vrouw, Geertruida M.W. van Hees en zijn drie zoons, op het adres aan de Grote Kerkstraat 28 te Steenbergen. Hij was reservekapitein bij het 16e R.I. te Amersfoort, rayonchef voor de inlichtingendienst en oprichter en 1ste commandant van de plaatselijke verzetsgroep en Ordedienst (OD) in Steenbergen. De activiteiten van de groep waren gericht op het verzamelen van militaire informatie over de Duitsers. Het verrichten van koeriersdiensten en hij had ook nog onderduikers in huis. De Duitsers kregen een tip over zijn activiteiten en hij moest onderduiken in Limburg. Op 10 februari 1944 werd hij in Limburg gearresteerd. Hij zat gevangen in het Oranjehotel te Scheveningen van half maart tot in augustus 1944. Via het Duitse Haren kwam hij in augustus 1944 in het Arbeitserziehungslager (Arbeidsonderwijskamp) te Lahde, Kreis Minden terecht. Hij overleed daar op 1 maart 1945. Hij is 50 jaar geworden. Pieter ligt begraven op het Ostarbeiterfriedhof te Bierde, Kreis Minde. Hij ontving postuum de Belgische Ridderorde van Leopold II 1940-1945. In Steenbergen is de Pieter Quiststraat naar hem vernoemd.
